Column | De kunst van het achterlaten door Lena van Tijen

Op woensdag 26 april organiseerde Studio Art Office een tweede informatiemiddag over kunstenaarsnalatenschap, met als doel het nadenken over nalatenschap tot een vanzelfsprekend onderdeel van de beroepspraktijk te maken. Schrijver Lena van Tijen sloot de middag af met een speciaal voor deze middag geschreven column: De kunst van het achterlaten. In 2022 ontving Van Tijen De Prijs voor de Jonge Kunstkritiek voor haar essay Mag het weg?, waarin ze schrijft over het dilemma of en hoe je als nabestaande met een kunstenaarsnalatenschap om wilt gaan.

De kunst van het achterlaten

Een tijdje terug keek ik rustig naar een voortkabbelende arthouse-film toen ik werd opgeschrikt door de volgende scène: het hoofdpersonage Sandra zit samen met haar dochter op een bed in het huis van Esther, een oud-studente van Sandra’s vader. De vader, Georg, lijdt aan dementie. En hij gaat hard achteruit. Tot voorkort was hij nog een filosofieprofessor aan de universiteit, nu kan hij zijn kinderen niet meer herkennen. De toestand van Georg is in korte tijd zo verslechterd dat zijn familie besloten heeft hem te laten opnemen in een zorginstelling. Rest hun wel nog een ander probleem: wat te doen met zijn geliefde boeken.  

In een van de eerste scenes uit de film staan Sandra en haar moeder (de ex-vrouw van Georg) tegenover elkaar in zijn appartement. ‘Wat doen we met al z’n boeken?’ vraagt Sandra. ‘Weet ik niet? Weggeven… of weggooien.’ mompelt de moeder. Ze klinkt voorzichtig, ze weet dat wat ze zegt niet in goede aarde zal vallen. ‘Wat? Waarom niet meteen verbranden?’ zegt Sandra geschokt. ‘Die boeken zijn z’n leven.’ Waarop de moeder antwoord: ‘Ja, liefje. Maar wat kunnen we doen?’ 

En dan is daar Esther, de oud-studente van Georg die bereid is de verzameling in zijn geheel onder te brengen. ‘Je mag ze terughalen wanneer je wilt. Het blijven jullie boeken.’ zegt ze tegen Sandra die met een bedachtzame blik naar de volle boekenkasten kijkt: ‘Ik voel een hechtere band met hem bij z’n boeken dan bij hem.’ ‘Waarom?’ vraagt haar dochtertje. Alsof ze uit een droom ontwaakt zegt Sandra: ‘Omdat ik meer van hem herken in zijn boeken dan in dat tehuis. Daar is zijn lichamelijk omhulsel, hier zijn ziel.’ ‘Hij heeft die boeken niet geschreven.’ zegt het dochtertje. ‘Maar wel uitgezocht.’ antwoord Sandra ‘En in zijn boeken komt zijn persoonlijkheid tot uiting. Alsof ieder boek een kleurtint is en alle boeken samen zijn portret vormen.’ 

Deze scène komt uit de film Un beau matin (2022) geregisseerd door Mia Hansen-Løve. Sandra (gespeeld door Léa Seydoux) heeft op dit punt in het verhaal meer aan haar hoofd dan de toestand van haar vader of een bestemming voor zijn boeken. Ze is een alleenstaande moeder die verwikkeld is geraakt in een affaire met haar jeugdvriend Clément. Iedere keer dat ze Georg (vertolkt door Pascal Greggory) in een van de drie verzorgingstehuizen bezoekt die hij in de film bewoont, ziet de kijker haar in zichzelf keren. Ze neemt afstand. Want dichtbij blijven doet te veel pijn.  

Ik heb een theorie: dat Sandra de verhouding met Clément niet was aangegaan als haar vader er niet zo slecht aan toe was geweest. Niet om af te doen aan Clément, maar in mijn optiek speelt dit zeker mee. Mensen nemen nu eenmaal radicale beslissingen wanneer zij worden geconfronteerd met de naderende dood van iemand die hen lief is. Dit lijkt een hele degressie van het vraagstuk rondom kunstenaarsarchieven, maar ik kom nu tot mijn punt: wat ik zo aan Sandra waardeer is dat zij tegelijkertijd het beste wil voor haar vader (en diens spullen), maar dat zij zich ook beseft dat zij dit niet kan bieden. En dat zij dit misschien ook niet wil. 

In 2018 verscheen er een artikel in het NRC met de opruiende titel: Een kunstenaar kan een tweede dood sterven. In het artikel wordt er gesproken over hoe je als erven van een beroemde kunstenaar omgaat met diens nalatenschap. Dit wordt gedaan aan de hand van gesprekken die journalist Rianne van Dijck voerde tijdens een symposium in Berlijn, georganiseerd door het daar gevestigde Institute for Artists’ Estates. Aan het woord komen onder anderen Hella Wenders (nicht van regisseur Wim Wenders), Vesta Kroese (dochter van de in 2001 overleden schilder Ad Kroese) en Ben en Sacha Bowling (zoons van schilder Frank Bowling). Sommige kunstenaars waarover gesproken wordt zijn nog in leven. Hun nazaten zijn bij het symposium aanwezig om zich alvast voor te bereiden op wat er komen gaat.  

Loretta Würtenberger, die samen met haar echtgenoot Daniel Tümpel het Institute for Artists’ Estates heeft opgericht, vertelt aan Van Dijck dat een kunstenaar twee doden kan sterven: een fysieke en een artistieke. Dit laatste gebeurt wanneer hun nalatenschap door het publiek uit het oog verloren wordt. Volgens haar is de familie van een kunstenaar niet altijd de beste partij om dit tij te keren omdat zij zich ook emotioneel betrokken voelen bij het werk. ‘Niet alleen het leven van een kunstenaar is eindig, soms is een oeuvre dat ook. Dat moet je onderzoeken.’ aldus Würtenberger. Alleen ‘familie-zijn-van’ is volgens haar niet genoeg om een nalatenschap te beheren: ‘Een estate kan een grote speler zijn op de kunstmarkt.’ zegt ze en vervolgt, ‘Zoiets leid je niet even vanuit je huiskamer. Je moet echt een manager zijn.’ 

Naast kunnen is er volgens Würtenberger ook nog een kwestie van willen. Tegen de tijd dat hun ouders overlijden zijn kinderen zelf meestal rond middelbare leeftijd. Ze hebben een eigen leven, een gezin, een carrière. ‘Die ouder, waarvan ze zich meestal los hebben gemaakt, komt dan ineens weer heel dichtbij.’ zegt Würtenberger. Toen ik het artikel las voegde ik daar in mijn hoofd aan toe: ‘En het is maar de vraag of dat iets is wat je moet willen.’  

De reden dat ik werd opgeschrikt door de scène uit Un beau matin is omdat ik ook worstel met de vraag: wat te doen met mijn vaders boeken? Ik heb mij, voor zover dat gaat, verzoend met het feit dat mijn vader – een kunstenaar en archivaris – binnen afzienbare tijd komt te overlijden. Gelukkig verkeert hij, in tegenstelling tot de vader uit de film, nog in goede gezondheid. Maar toch, hij is bijna tachtig. En hoezeer ik ook hoop dat het hem niet zal overkomen, ontmoeten we allemaal vroeg of laat de dood. Mijn vader is al jaren bezig met het ordenen van zijn archief. Een stichting die zijn nalatenschap moet beheren is er nog niet. En vaak ben ik bang dat die er ook nooit zal komen.  

Over zijn tweede dood (het afsterven van zijn archief ergo levenswerk) maak ik mij ook zorgen. Vooral omdat ik in deze dood mogelijk een actief aandeel heb. Net als Sandra weet ik namelijk dat ik niet voor zijn archief kan zorgen. Ik zou kunnen hopen op een Esther die mij komt helpen. Maar in mijn geval is dat – denk ik – ijdele hoop. Daarnaast vind ik dat we de Esthers van de wereld niet moeten overbelasten. We moeten daarbij eerlijk zijn wanneer we ons afvragen of we een archief niet kunnen onderbrengen of dat we dat simpelweg niet willen 

In een van de laatste scènes uit Un beau matin is Sandra samen met Clément en haar dochter op bezoek bij haar vader. Georg zit eindelijk in een geschikt verzorgingstehuis in de binnenstad van Parijs in plaats van in de troosteloze zorginstelling in een voorstad, waar hij eerder verbleef. Het drietal komt net terug van een vakantie aan de Amalfikust. Ze zijn zongebruind en ze zijn gelukkig. Dan klopt een padvindster op de deur om te vertellen dat er in de gemeenschappelijke ruimte gezongen gaat worden. Sandra en de hare sluiten aan.  

Even later zingen de bewoners onder begeleiding van de padvinders een chanson. En ook Georg blijkt de woorden nog te kennen. Met gesloten ogen zingt hij mee. Tot op dat punt is Sandra teruggetrokken. Met tranen in haar ogen verlaat ze de ruimte en Clément komt achter haar aan. Ze wil weg, zegt ze. Kort daarna wandelt het gezin naar het uitkijkpunt bij de Sacré-Cœur. In eerste instantie lijkt Sandra aangeslagen maar langzaam komt ze weer tot zichzelf. Het leven gaat door – ook als je besluit weg te lopen.  

De boodschap die ik meeneem uit de film van Mia Hansen-Løve en uit het NRC-artikel is dat afstand doen ook een kunst is. Vooral wanneer hetgeen waar afstand van gedaan wordt de nalatenschap is van iemand om wie je geeft. Soms biedt een Esther soelaas. Andere keren is die er niet.  

Je houdt niet minder van je ouders als je ervoor kiest hun archief niet te beheren, net als dat je niet minder om ze geeft als je besluit ze te laten opnemen in een zorginstelling in plaats van ze zelf te verzorgen. Je bent gewoon niet de geschikte persoon. In sommige gevallen is dat zo omdat je iets niet kan, in andere omdat je het niet wil. En beide redenen zijn even legitiem.

Foto: Merel van den Enden