Vorige week kregen we het verdrietige bericht dat Lizan Freijsen plotseling na een fietsongeluk is overleden. Ze was een beeldend kunstenaar die schoonheid vond in iets waar de meesten van ons dat niet zien: schimmels. In die grillige vormen met hun veelheid aan texturen en kleuren zag zij tal van esthetische varianten. ‘Ik wil aandacht vestigen op het ongewenste, het dagelijkse transformeren tot iets van waarde,’ zei ze daarover een aantal jaren geleden, toen ze haar werk liet zien in het trappenhuis van Museum Boijmans Van Beuningen.
Op 19 maart 1960 werd Freijsen geboren in Zwijndrecht. Van 1978 tot 1984 doorliep ze de Willem de Kooning Academie in Rotterdam, en studeerde daarna nog een paar jaar aan de Jan van Eyck Academie in Maastricht. Haar interesse in schimmels begon in 2002, toen ze in huizen van buurtbewoners lekkageplekken ging fotograferen. De foto’s ging ze opblazen en verwerken in nieuwe uitingen zoals behang. In 2006 bijvoorbeeld maakte ze met CBK Rotterdam het plan om ‘lekkages op bestelling’ te installeren bij klanten van de kunstuitleen. Ze zou het thema nooit meer loslaten.
Intussen was ze sinds 2000 als docent verbonden aan de Willem de Kooning Academie waar ze zelf in 2014 ook als student naar terugkeerde, voor een masterstudie Design Research. Want zo grillig en onvoorspelbaar als haar thema gedraagt, zo systematisch ging ze zelf te werk. Aan de vooravond van haar masteronderzoek had ze al een database aangelegd van schimmels en vochtvlekken, die ze onder meer had geëxposeerd in het Stedelijk Museum Schiedam. Ze ging samenwerken met het Westerdijk Fungal Biodiversity Institute in Utrecht, een internationaal studiecentrum voor schimmelonderzoek. Daarmee liet ze zien welke belangrijke allianties beeldende kunst en wetenschap met elkaar kunnen aangaan. In 2017 rondde ze haar master af en publiceerde het boek ‘The Living Surface’ op basis van haar vlekkenarchief. Voor een vervolg hierop, namelijk naar de kleuren van het verval, werd ze ondersteund vanuit de O&O-regeling.
Haar werk was te zien in groepstentoonstellingen in Nederland, zoals bij 38CC, en Frankrijk. Thuis in Rotterdam exposeerde ze bij NL=US, het Hilton Art Lab en de WTC Art Gallery, en in Het Archief was vorig jaar de film te zien die film Marieke van der Lippe over haar had gemaakt. Daarnaast was haar werk te zien op designbeurzen in Londen, Milaan en New York. Daar was te zien dat ze intussen haar vlekken was gaan vertalen naar tapijten, iets wat ze deed in samenwerking met het Textielmuseum in Tilburg. Daar liet ze enkele ontwerpen tuften: een intussen vergeten ambachtelijke techniek, die ze in 2009 herontdekte en waar ze ook mee werkte op haar atelier bij Bosland Studio’s.
Tuften was duurzamer dan fotobehang en het leverde reliëfmogelijkheden op voor haar wollen karpetten, sculpturaal en warm tegelijk. Deze gebruikte ze voor monumentale installaties, op vloeren en wanden en in hoeken, waar het een relatie aanging met de architectuur. De zorgvuldigheid van het ambacht keerde terug in de manier waarop ze haar werk componeerde in tentoonstellingen en opdrachtsituaties, waar ze in situ werkte. Nu de afgelopen jaren textiel een comeback beleefde in de kunstwereld, nam de vraag naar haar werk toe, zo vertelde ze aan de Volkskrant in 2021.
Intussen behield haar werk een bepaalde spanning, doordat afkeer de automatische reactie van mensen op schimmels is – het leven moet schoon zijn en huizen hygiënisch. Juist door die reactie, die vervolgens omslaat in een positieve waardering, vormde haar werk een spel met de receptie. En bij de vertaling ervan in kleden, was haar werk ook een oproep tot aaibaarheid en aanraking, zeker na de coronatijd. ‘Dit werk is een ode aan de fysieke wereld, een uitnodiging om vriendelijkheid te voelen en te delen,’ zegt ze erover op haar website. ‘’Aanraking is ons eerste zintuig. Door aanraking maken we kunst, claimen we ons bezit, van wie en wat we liefhebben. We laten sporen achter en vinden onze plek in de wereld; aanraking is hoe we verbinding maken.’
Schimmels veranderen en verdwijnen weer, maar niet in het werk van Freijsen. Daarin legde ze de vluchtigheid en tijdelijkheid van haar thema vast in een kunst voor de eeuwigheid.