Interview | Anne Wenzel

Anne Wenzel, beeldhouwer van monumentale sculpturen in klei, had het druk. Haar veelal beladen beelden spelen een spel met vergane glorie van machtssymbolen. Het ging goed, ze werkte veel in opdracht en veel in het buitenland. Tot er een pandemie uitbrak.

Hoe is het je vergaan in die periode?
‘Laten we bij het begin beginnen. Ineens was er corona en was mijn agenda leeg. Ik zat in Marseille, klaar voor een opening van een tentoonstelling met mijn werk, toen twee uur voor de opening alles plots werd afgelast. De onzekerheid was enorm: kom ik nog thuis? Vrij snel was duidelijk dat het heel heftig zou worden. Als kunstenaar was het prettig om ineens tijd te hebben. Maar er was wel paniek, die in feite nog steeds voortduurt. Ik kan als kunstenaar natuurlijk wel produceren, maar mijn werk moet ook gezien worden. Anders kan het geen geld genereren. Er was in het begin geen financiële steun waarvoor ik in aanmerking kwam. Ik moest drie assistenten naar huis sturen, omdat we contacten moesten vermijden. Eén assistente heb ik twee weken later teruggevraagd om alvast verder te werken. De andere twee waren er weer vanaf juni 2020. Ik wilde ze niet laten vallen, en tegelijkertijd wilde ik mijn ingewerkte team niet kwijt. Het was vervolgens aan mijzelf om de financiering hiervoor te regelen. Dat was nogal pittig, het voelde als ondernemen op een hoger plan. De PPR was dus zeer belangrijk. Maar er was zoveel vraag naar, dat het systeem vastliep. Dit geeft de enorme urgentie van die regeling aan, die zo bijzonder was omdat het geld laagdrempelig de maker bereikte. Andere regelingen kwamen pas veel later op gang. Veel steun voor de maker werd bovendien via instituten uitbetaald. Dat geld heeft voor het grootste deel de maker nooit bereikt.

Wat deed je met je lege agenda?
‘Ik bedacht het Baconproject. Ik zag werk van Francis Bacon in het Centre Pompidou en wilde zijn manier van ruimteweergave op het platte vlak begrijpen en vertalen naar ruimtelijke beelden. Dit was het moment om in alle vrijheid te experimenteren, helemaal alleen in de studio. Als het niets zou worden, zou niemand het ooit te zien krijgen. Het project werd steeds groter, uiteindelijk werd het werk tentoongesteld en heb ik een boek erbij uitgegeven dat fungeert als een samenvatting van het proces en als een gids voor de toekomst. Iedereen die ik daarvoor vroeg: vormgever en auteur, had vanwege de pandemie tijd voor mijn project.’

De gedwongen periode van stilstand bleek dus vruchtbaar?
‘Ik maak altijd series, het kan iets worden of mislukken. Maar ik heb me nooit eerder gebaseerd op de kunst van een ander. Wat de status is van de werken? Ze zijn van mij, maar ook van Francis Bacon. Het doel was om te leren, hoe gaat Bacon om met kleur en ruimte. Een oranje vlek op zijn doeken vertaal ik in een oranje transparante acrylplaat. Ik leerde solderen, werkte met metaal en deed meer dan een jaar onderzoek naar nieuwe glazuren, om precies de kleuren die Bacon had gebruikt na te bootsen.’ 

‘Een geel ovaal tussen twee vechtende mannen op een doek van Bacon, intrigeerde me. En ik verwerk zo’n gegeven dan later in mijn werk. Ik ontwierp het Razziamonument Rotterdam, bestaande uit een man en een vrouw. Ik sneed ze los, en het snijvlak kleurde ik oranje. Die kleur verbindt ze terwijl ze toch gescheiden zijn. Zonder Bacon had ik dat nooit gedaan.’

Hoe gaat het, nu de coronamaatregelen opgeheven zijn?
‘Het rennen is alweer begonnen, alles is weer open, de tijd van introspectie en concentratie in het eigen atelier is voorbij. Het openbare leven is weer hervat, maar belangrijk is om een balans te vinden. Twee jaar overleven in de stilte, kost ook veel energie. Goed, als kunstenaar kun je altijd werken, waar je ook bent. Maar je hebt wel publiek nodig. Nu voel ik de noodzaak om alles aan te nemen: werk, exposeren, deadlines. We zijn nog niet af van corona en het vertrouwen in de basis van de culturele sector is beschadigd. De kunstmarkt zal naweeën kennen. Tentoonstellingen worden verlengd, er zullen kosten gespaard worden, aankoopbudgetten verlaagd. Het vertrouwen in de toekomst is er nog niet. De kunstwereld is supertraag, en steun vanuit de overheid is nodig, zeker in de vorm van regelingen voor makers.’

‘Want alles begint met ons, kunstenaars. Dankzij ons zijn er musea, zijn er banen in de kunstsector. Kunst hoort centraal te staan, in musea. Er is een grote kloof tussen politici en zelfs medewerkers van culturele instellingen aan de ene en de kunstenaar aan de andere kant. Ze weten niet wat de kunstenaar allemaal doet, in dat atelier. Hoe ga je die kloof dichten? Ik kaart het met enige regelmaat aan. Wij zijn allemaal individuen en staan er alleen voor. Wij hebben instituten nodig om ons te beschermen.’

Tijdelijke werkbijdrage PPR
Om kunstenaars gedurende de corona lockdowns te helpen hun beroepspraktijk overeind te houden, lanceerde CBK Rotterdam de Tijdelijke Werkbijdrage Productie, Presentatie en Research (PPR) voor beeldend kunstenaars die zijn ingeschreven bij CBK Rotterdam. Verdeeld over twee rondes in 2020 en 2021 ontvingen uiteindelijk bijna tweehonderd kunstenaars een bijdrage. Het resultaat van de tijdelijke werkbijdrage is gebundeld in een publicatie waarin we, samen met enkele kunstenaars, terugblikken en vooruitkijken. Dit is een van de vijftien interviews uit de publicatie.

Tekst: Machteld Leij
Foto’s: Mark Bolk