Iratxe Jaio

“Toen het kind een kind was…” Met die dichtregel van Peter Handke opende Wim Wenders zijn film Wings of Desire, en zo opent Iratxe Jaio ook haar korte film Onder de Vleugel. Wenders kon engelen in Berlijn laten meeluisteren met gedachteflarden van voorbijgangers. De kunstenaar laat in Onder de Vleugel Iñaki Van Gorkum Jaio, de toen tienjarige zoon van de kunstenaar, hetzelfde doen, maar in Rotterdam.

Iñakis stad is het stille Rotterdam van tijdens de lockdown. Vanaf hoge standpunten filmde Jaio de lege stad, de stad waarin de mensen bijna helemaal zijn verdwenen. Ze staan soms in de rij, op anderhalve meter afstand. Of de camera vindt mannen in pakken gehuld, met zojuist ontsmette spatschermen voor hun mond. De hoofdrolspeler – T-shirtje aan, hoedje op – noteert de gedachtes van hen die leven in de stad. De jongen verzamelt velletjes papier en bergt ze op in een oneindig archief vol dozen. De inhoud van al die archiefdozen begint te fluisteren: ‘Ik heb mijn handen gewassen.’ ‘Niet hoesten, niet hoesten.’ ‘Ik heb niets om me te beschermen.’ Als Iñaki de doos in zijn armen in één van de rekken plaatst, eindigt de film.

Waarom besloot je samen met je zoon een werk te maken?
‘Toen de lockdown begon, was dat een verwarrende periode voor iedereen, maar speciaal voor kinderen. Deze film was een manier om samen met mijn zoon iets te doen, om naar de situatie te kijken vanaf een afstand, om de gebeurtenissen later te kunnen herinneren. De film waarnaar ik verwijs, Wings of Desire, speelt zich af in het Berlijn van 1987, vlak voor de val van de Berlijnse Muur. Net als in de film van Wenders gebruik ik de historische context als podium voor een fictief verhaal.’ 

Het was belangrijk voor Jaio dat het niet zomaar een project van moeder en zoon was: het is een manier om in contact met anderen te komen en te delen. Jaio: ‘Dit kunstproject ontstijgt het persoonlijke. Het project begon op social media, we vroegen of mensen zinnen wilden influisteren en opsturen. De opnames stroomden binnen, niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Baskisch, Spaans en Engels. Meer dan tweehonderd gefluisterde inzendingen in zo’n twintig verschillende talen leverde het op, van overal ter wereld. We waren van elkaar gescheiden, maar de wil om verbonden te zijn was duidelijk aanwezig.’


Is het Stadsarchief waar je filmde, een metafoor voor het collectief geheugen?
‘We filmden op de daken van Rotterdam: van SKAR, CBK Rotterdam en het Groothandelsgebouw. En het Stadsarchief liet ons binnen filmen. Dat is het moment in de film dat mijn zoon de fluisteringen opschrijft, ze verzamelt en in het Stadsarchief opbergt om ze voor de toekomst veilig te stellen. Ik worstelde met het einde van de film: wat te doen met de gedachtes en de papieren waarop ze staan geschreven? Ik wilde ze toevoegen aan het geheugen van de stad, letterlijk maar ook symbolisch. We dachten aan de bibliotheek, maar die was dicht. Iemand suggereerde dat we het Stadsarchief konden benaderen. Dat is een geweldige locatie, de ruimte is mooi. Maar ook het idee van een archief waar de geschiedenis van de stad zich bevindt, is heel belangrijk.’

Doorgaans werk je samen met Klaas van Gorkum, als kunstenaarsduo. Jullie werk is zowel poëtisch als politiek: altijd bereid om machtsstructuren bloot te leggen. Past deze film binnen jullie oeuvre?
‘We werken doorgaans verhalend, fictief en documentair. We gaan vaak uit van artefacten uit het verleden en hoe ze functioneren in het heden. Met deze film maakte ik een artefact voor de toekomst, een getuigenis van wat er gebeurde tijdens de pandemie.’

Welke waarde had de werkbijdrage PPR voor dit project?
‘De PPR-bijdrage en CBK Rotterdam zijn belangrijk, omdat ze staan voor een publiek platform, voor een relatie met een kunstinstituut. De film was er al eerder dan de PPR, maar dankzij de aanvraag kon de film professioneel worden geproduceerd. Met de bijdrage konden we zowel cellist Iván Nogueira bij het project betrekken om de muziek te componeren, evenals geluidsontwerper Ting Fung Cheung, die ons hielp met alle audiobestanden die waren opgestuurd.’

Is het laagdrempelige aspect van PPR wenselijker dan de normale procedure van aanvragen, die langer duurt en meer focust op de wenselijke uitkomst van projecten waarvoor wordt aangevraagd?
‘Het systeem van beoordeling is er niet voor niets: het dwingt je als kunstenaar je ideeën duidelijk te formuleren. Een commissie biedt externe evaluatie van waar je mee bezig bent. Maar voor ons was de PPR op dat moment een uitkomst.’

Tijdelijke werkbijdrage PPR

Om kunstenaars gedurende de corona lockdowns te helpen hun beroepspraktijk overeind te houden, lanceerde CBK Rotterdam de Tijdelijke Werkbijdrage Productie, Presentatie en Research (PPR) voor beeldend kunstenaars die zijn ingeschreven bij CBK Rotterdam. Verdeeld over twee rondes in 2020 en 2021 ontvingen uiteindelijk bijna tweehonderd kunstenaars een bijdrage. Het resultaat van de tijdelijke werkbijdrage is gebundeld in een publicatie waarin we, samen met enkele kunstenaars, terugblikken en vooruitkijken. Dit is een van de vijftien interviews uit de publicatie.

Tekst: Machteld Leij
Foto’s: Mark Bolk