Sarojini Lewis

Lewis vroeg de werkbijdrage aan voor de publicatie From Surviving to Thriving. Showcasing Indo-Caribbean Perspectives and South Asian Identities Through Art, een initiatief van Priya Swamy, conservator van het Wereldmuseum. Zij stelde Lewis voor aan Anysha Bharos en Nazrina Rodjan. Gedrieën waren ze verantwoordelijk voor de publicatie en bijbehorende tentoonstelling van twaalf Rotterdamse kunstenaars met een Hindoestaanse achtergrond, die onderwerpen als seksualiteit, identiteit, queerness maar ook exotisme en racisme uitdiepen en onderzoeken.

Lewis: We spraken met alle kunstenaars, maakten een selectie uit hun portfolio’s. Mijn werk is er ook in opgenomen. Veel kunstenaars zijn bezig zijn met het doorbreken van taboes tussen onze generatie en die van onze ouders. Er is een kloof met onze ouders die geëmigreerd zijn. Het houdt ons bezig: hoe komt onze Indo-Caribische identiteit tot uitdrukking in ons werk.

Lewis (samen met Preeti Singh) publiceerde een fotografische reis, Journey to Gujarat, in het boek, evenals een handgeschreven gedicht over kijken en over kennis vergaren. Intussen werkt Lewis ook aan haar promotieonderzoek: ‘Mijn bijdrage aan het boek heeft direct te maken met mijn proefschrift aan de Indiase Jawaharlal Nehru Universiteit, met de titel Visuals of Female Bhojpuri Migrants: Situating the archive through a Contemporary Lens. Ik bestudeerde de geschiedenis van de periode 1873-1920 (en de generaties erna), toen arbeidsmigranten van Calcutta naar Paramaribo trokken na de afschaffing van de slavernij.

Ze zoekt naar archiefbeelden van die generatie en vermengt ze met hedendaagse beeldende kunst die voortkomt uit die geschiedenis, verbonden met identiteit. Lewis: Het is ook mijn verhaal, eigenlijk. Mijn moeder komt uit Suriname en mijn vader heeft Indiase en Indonesische roots. Er komt ook een hoofdstuk in mijn proefschrift over familie en genealogie, gebaseerd op de gesprekken die ik voer met familieleden. Het zijn persoonlijke verhalen, vooral herinneringen bij foto’s, waar ik naar vraag en die ik vastleg.

De PPR-bijdrage betekende steun voor het project dat al in gang was gezet voordat de corona-epidemie losbrak. Lewis: ´We werkten al anderhalf jaar aan het project, de voltooiing is mede te danken aan de injectie van PPR. We konden het boek uitbrengen in een kleine oplage. De toekenning was een motivatie om door te zetten, om het project daadwerkelijk af te ronden. De meerwaarde voor ons was om samen te werken met andere kunstenaars met een vergelijkbare achtergrond.

Het was ook de tijd van discussies, over Black Lives Matter, over racisme en over identiteit. Lewis: ‘Er was veel tijd om stil te staan bij onderwerpen gerelateerd aan de slavernij. Mijn onderzoek gaat net over die periode na emancipatie. Het is een persoonlijke geschiedenis, maar de kleine, persoonlijke verhalen staan voor iets groters, iets universeels. Ik kijk vooral naar de vrouwen. Zij konden langzaam van generatie op generatie economisch zelfstandig zijn. Alhoewel zij in de tijd van de contractarbeid dubbele exploitatie ervoeren: in de eigen omgeving en door de koloniale machten.

Lewis werkt al langer met het idee van herinnering en ontheemding. Eerder was in het Wereldmuseum bijvoorbeeld haar reeks Why do you have a face like a Sopropote zien. Lewis: Sopropo is een bittere groente die de arbeiders van Brits-Indië meenamen naar Suriname. De smaak is verbonden aan emoties, aan het verleden en aan een gevoel van thuis. Dit werk is een persoonlijke zoektocht naar hoe ik mezelf zie, maar ook naar de verzwegen herinneringen van een gemeenschap.´ De bittere smaak symboliseert voor Lewis enerzijds een vorm van verdriet, een scheuring die ontstaan is door migratie en die van generatie tot generatie wordt doorgegeven: ‘Ik onderzoek wat zo’n geschiedenis met ons heeft gedaan, op economisch en emotioneel gebied. Er is een psychologisch effect van een migratieproces waar weinig over gepraat wordt binnen onze samenleving.

Tijdelijke werkbijdrage PPR
Om kunstenaars gedurende de corona lockdowns te helpen hun beroepspraktijk overeind te houden, lanceerde CBK Rotterdam de Tijdelijke Werkbijdrage ProductiePresentatie en Research (PPR) voor beeldend kunstenaars die zijn ingeschreven bij CBK Rotterdam. Verdeeld over twee rondes in 2020 en 2021 ontvingen uiteindelijk bijna tweehonderd kunstenaars een bijdrageHet resultaat van de tijdelijke werkbijdrage is gebundeld in een magazine waarin we, samen met enkele kunstenaars, terugblikken en vooruitkijken. Dit is een van de vijftien interviews uit het magazine.

Tekst: Machteld Leij
Foto: Mark Bolk